Focus op procedurele regels, bewijsvoering en grenzen van fiscale controle in de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2025.
Deze opleiding gaat dieper in op de actuele procedurele aspecten binnen de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2025. Aan de hand van recente rechtspraak, parlementaire vragen en concrete praktijkgevallen worden belangrijke aandachtspunten en valkuilen uitgelicht. De klemtoon ligt op de correcte toepassing van procedurele regels, het belang van bewijsvoering, en de juridische grenzen van fiscale controle. De opleiding bestaat uit acht modules: verliezen bij bedrijfsleiders, intresten op leningen, fiscale visitatie, belastingverhoging, verdoken meerwinsten, kosten eigen aan de werkgever, investeringsaftrek vanaf ajr 2026 en een afsluitend vragenluik.
Eerst komt de aftrek van verliezen ten laste van de bedrijfsleider aan bod. Enkel effectieve stortingen worden aanvaard, het louter debiteren van een rekening courant volstaat niet. Vervolgens wordt de aftrekbaarheid van intresten besproken bij leningen voor kapitaalverminderingen of dividenduitkeringen. Recent werd bevestigd dat deze intresten wél als beroepskosten aftrekbaar kunnen zijn, indien ze voldoen aan de finaliteitsvoorwaarden van artikel 49 WIB 92.
De controlebevoegdheden van de fiscus vormen een volgende pijler. De fiscale visitatie vereist een duidelijke, ondubbelzinnige toestemming van de belastingplichtige zelf. Werknemers mogen niet zomaar instaan voor rechtsgeldige toestemming. Rechtspraak toont aan dat onrechtmatig verkregen bewijs kan leiden tot onbruikbaarheid ervan bij taxatie. De grenzen van de controlebevoegdheid worden ook afgetoetst aan het briefgeheim en de proportionaliteit bij gemengde bestanden of mailboxen.
Aansluitend wordt het regime van belastingverhogingen toegelicht. De fiscale administratie heeft een discretionaire bevoegdheid om bij eerste fouten zonder kwade trouw af te zien van de standaardverhoging van 10%. Dit principe staat echter onder druk, en een versoepeling wordt voorzien in het regeerakkoord. Ook het aftrekverbod bij laattijdige aangiftes en de impact ervan op verliezen of investeringsaftrekken komen aan bod.
Daarna wordt ingegaan op verdoken meerwinsten, waarbij onder meer de btw-aspecten en de kwalificatie als verworpen uitgave besproken worden. De bewijslast ligt bij de fiscus. Vervolgens wordt het onderscheid verduidelijkt tussen vergoedingen eigen aan de werkgever en verdoken bezoldigingen. Ook hier geldt dat de fiscus de bewijslast draagt. Bij aandelenopties moeten prestaties aantoonbaar tegenover het voordeel staan, anders riskeert men herkwalificatie naar een liberale gift.
In het verlengde daarvan komt de periodieke betaling van bestuurdersbezoldigingen aan bod. De vereiste periodiciteit blijkt in de praktijk niet strikt maandelijks te moeten zijn. Een andere belangrijke juridische grens betreft het verschil tussen een boekhoudkundige vergissing en een beleidsbeslissing, bijvoorbeeld bij de toekenning van een tantième. Een vergissing kan worden rechtgezet; een beslissing niet.
Tot slot wordt samengevat nog even vooruitgeblikt op de investeringsaftrek vanaf aanslagjaar 2026. De spreker eindigt dus nog even met het thema waarmee hij in deel 1 van deze 6-delige reeks is begonnen.
Deze opleiding biedt een helder overzicht van de belangrijkste wijzigingen en aandachtspunten voor de vennootschapsaangifte van AJ 2025. De combinatie van actuele rechtspraak, rulings en administratieve verduidelijkingen maakt deze sessie bijzonder waardevol voor elke belastingadviseur of accountant die correct en onderbouwd wil adviseren. De opdeling in modules van 1 uur, laat u toe om enkel de delen te selecteren die u en uw clIënten aanbelangen, of de opleidingen te verdelen onder collega's.